La lecture à portée de main
Découvre YouScribe en t'inscrivant gratuitement
Je m'inscrisDécouvre YouScribe en t'inscrivant gratuitement
Je m'inscrisDescription
Sujets
Informations
Publié par | EUROSTAT |
Nombre de lectures | 8 |
Langue | Nederlandse |
Poids de l'ouvrage | 2 Mo |
Extrait
EAN COMMUNITIES STATISTISCHES ΑΡι
BUREAU VOOR DE STATISTIEK DER EURC
STATISTIQUE DES COMMC
I DER EUROPÄISCHEN GEMEINSCH]
lAFTEN EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DET ST
ES EUROPEENNES STATISTI
ÍTITUTO STATISTICO DEL
NT FOR DE|
E OF THE EUROPEAN CC
MITÄ EUROPEE BUREAL
>1APPEN DET STATISTISI <E FÆLLESSKABER .
INSCHP •J I /"Λ I ΙΟΙ IW\_> L/L I t— Γ N L/U
UE DES COMMUl
HEN GEMEINSCÍ
Ι N DET :
NN ES STATIST
CAL O DEJ
eurostat
ΓΗΕ EUROPEA; /UNITIES
. DELLE C JPEE BUREAU VOOR DE ST/
'ARTEMENT FOR DEEURFICE STATIST
|QUE DES ;. : JROPEENN THE EUROPEAN C' HES AMT DER EUROPÄISl
:HEN GEMISTITUTOSEUROPEEBUREAUVOORDESTATISTIEK DER EUROPESE GEMEENSC
HAPPENDETSTATISTISKE DEPARTEMENT ÆLLESSKABEROFFICESTATISTIQUE DES COMMUNAUTES EUROPE
GEMEENSCHAPPELIJKE ENQUETE
INZAKE DE STRUCTUUR
VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN
1975
Deel I
Inleiding en methodologische grondslagen DE EUROPÆISKE FÆLLESSKABERS STATISTISKE KONTOR
STATISTISCHES AMT DER EUROPÄISCHEN GEMEINSCHAFTEN
STATISTICAL OFFICE OF THE EUROPEAN COMMUNITIES
OFFICE STATISTIQUE DES COMMUNAUTÉS EUROPÉENNES
eurostat
ISTITUTO STATISTICO DELLE COMUNITÀ EUROPEE
BUREAU VOOR DE STATISTIEK DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Luxembourg-Kirchberg, Boite postale 1907 — Tel 43011, Télex : Comeur Lu 3423
1049 Bruxelles, Bâtiment Berlaymont, Rue de la Loi 200 (Bureau de liaison) — Tél. 7358040
Denne publikation kan fås gennem salgsstederne nævnt på omslagets tredje side.
Diese Veröffentlichung ist bei den auf der dritten Umschlagseite aufgeführten Vertriebsbüros erhältlich.
This publication is obtainable from the sales offices mentioned on the inside back cover.
Pour obtenir cette publication, prière de s'adresser aux bureaux de vente dont les adresses sont indiquées à la page
3 de la couverture.
Per ottenere questa pubblicazione, si prega di rivolgersi agli uffici di vendita i cui indirizzi sono indicati nella
3' pagina della copertina.
Deze publikatie is verkrijgbaar bij de verkoopkantoren waarvan de adressen op blz. 3 van het omslag vermeld zijn. GEMEENSCHAPPELIJKE ENQUETE
INZAKE DE STRUCTUUR
VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN
1975
Deel I
Inleiding en methodologische grondslagen
Bureau voor de statistiek der Europese Gemeenschappen
Luxembourg, 1979 Deze publikatie wordt eveneens in de volgende talen uitgegeven:
DA: ISBN 92-825-1247-9
DE: ISBN 92-825-1254-1
EN:N 92-825-1261-4
FR: ISBN 92-825-1268-1
IT: ISBN 92-825-1275-4
Bibliografische data bevinden zich aan het einde van deze publikatie
Het overnemen van gegevens is toegestaan, mits duidelijke bronvermelding
Printed in Belgium 1979
Deell: ISBN 92-825-1282-7
Delen I—VI: ISBN 92-825-1288-6
Catalogusnummer: CA-74-78-001-NL-C Inhoudsopgave
Bladzijde
■ Noodzaak van communautaire enquêtes naar de structuur van de Hoofdstuk I
landbouwbedrijven 1
Hoofdstuk II
• Historischoverzicht2
Hoofdstuk III
■Juridischegrondslagen4
Hoofdstuk IV
•Enquêteperiode5
Hoofdstuk V
•Referentieperioden7
Hoofdstuk VI
•Enquêteeenheld en waarnemingsgebied 9
Hoofdstuk VII
• Kenmerken en bijzonderhedenvandeenquête21
Hoofdstuk VIII
• Meeteenheden 54
Hoofdstuk IX •Steekproefplannen,betrouwbaarheidenstatistische geheim
houding57
Hoofdstuk X Gemeenschappelijkepublikatie: basisprogramma 82
• Nationalepublikaties96Hoofdstuk XI
Bijlage I Richtlijn75/108/EEGvande Raad van 20. 1.1975102
Bijlage II ■Beschikking 75/623/EEG van de Commissie van 2. 10. 1975 . . . 113
Bijlage III Beschikking 75/682/EEG van de Commissie van 2.10.1975 .... 127
Bijlage IV Beschikkingen77/122/t/m128/EEGvandeCommissievan25.1.1977 159 Hoofdstuk I
Noodzaak van communautaire enquêtes naar de structuur van de land
bouwbedrijven
Dat de Commissie regelmatig over objectieve en vergelijkbare informatie over de structuur van de
landbouwbedrijven moet kunnen beschikken, blijkt uit de volgende overwegingen.
Ook al beperkt men zich tot bepaalde fundamentele aspecten van de landbouwstructuur, zoals bij
voorbeeld de arbeidskrachten, dan nog is het aan de hand van het in de statistieken van de Lid-Staten
beschikbare statistische basismateriaal niet altijd mogelijk om bruikbare vergelijkingen tussen de lan
den op te stellen of een cijfer voor de gehele Gemeenschap te geven. Dit houdt verband met verschillen
in de nationale vragenlijsten ten aanzien van de onderwerpen van de telling, de gehanteerde definities
en het waarnemingsgebied.
Ook verschilt de frequentie van de enquêtes in de verschillende Lid-Staten aanzienlijk, waardoor men
niet altijd over gegevens voor eenzelfde periode kan beschikken.
De statistische tabellen met de basisgegevens over de landbouwproduktle geven vooral aanwijzingen
over de landbouwstructuur in een land, maar geven geen inzicht in de interne structuur van de land
bouwbedrijven en met name niet in de technisch-economische richting van de bedrijven. Bij wijze van
proef werd voor de enquête van 1966/1967 een communautaire typologie opgesteld, waardoor een sa
menvoeging van de landbouwbedrijven naare richting mogelijk werd, alsmede
een vergelijking van een groot aantal structurele variabelen binnen iedere richting. Voor de enquête
van 1975 werd deze typologie definitief vastgesteld.
Ten slotte kan het voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid noodzakelijk zijn dat informatie wordt
verzameld over bepaalde aspecten van de landbouw, die niet altijd in de nationale landbouwtellingen
zijn opgenomen. Hoofdstuk II
Historisch overzicht
De EEG-enquête van 1975 naar de structuur van de landbouwbedrijven is de derde in de reeks commu
nautaire enquêtes en de eerste voor de negen Lid-Staten van de Gemeenschap.
De eerste structuurenquête in 1966/1967 werd bij een a-select getrokken steekproef van 1,2 miljoen
landbouwbedrijven uitgevoerd. Het waarnemingsgebied van de enquête omvatte alle landbouwbedrij
ven meteen oppervlakte cultuurgrond van een hectare of meer, alsmede bedrijven waarvan de jaarlijks
in de handel gebrachte produktie van landbouwprodukten normaal ten minste 250 rekeneenheden be
droeg. De gegevens werden door de Lid-Staten verzameld aan de hand van een vragenlijst die op com
munautaire definities was gebaseerd. De enquête betrof het bodemgebruik, de exploitatievorm, de
veestapel, de machines en de arbeidskrachten, terwijl ook vragen waren opgenomen over de rechts
vorm, de schoolopleiding, de boekhouding, de verwerking en de opmaak van de landbouwprodukten,
het lidmaatschap van landbouwcoöperaties, de contractuele bindingen en de produktie voor de ver
koop. Voor ieder bedrijf werden de gegevens van de vragenlijst door de Lid-Staten anoniem op
magneetbanden of ponskaarten opgetekend en aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese
Gemeenschappen (BSEG) toegezonden voor bewerking en publikatie.
Voor de kosten van de enquête kregen de Lid-Staten van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds
voor de Landbouw (EOGFL) een bijdrage van 6 rekeneenheden per vragenlijst. Het doel was vergelijk
bare informatie over de structuur van de landbouwbedrijven in de gehele Gemeenschap te verkrijgen,
die ten grondslag kon worden gelegd aan de formulering en de verdere ontwikkeling van het gemeen
schappelijke landbouwbeleid.
Er werden resultaten gepubliceerd voorde EEG in haar geheel, dezes Lid-Staten, 52 regio's en 241 ge
bieden. De belangrijkste publikatie omvat 13 delen met 6 895 bladzijden. Hierin zijn de verschillende
elementen van de vragenlijst opgenomen, Ingedeeld naar oppervlakte cultuurgrond. Een niet-gepubll-
ceerde interne documentatie van de diensten van de Commissie omvat 8 delen en bevat analyses over
de bedrijfsleider, de economische richting, de netto-standaardwaarde, de produktiewijzen en -midde
len, de arbeidskrachten, de waarde van bepaalde produktiefactoren, alsmede kaarten met gegevens
op regionaal niveau.
In 1970/1971 vroeg het BSEG naar aanleiding van de door de FAO aanbevolen algemene landbouwtel
ling aan de Lid-Staten om een reeks kenmerken, aan de hand waarvan de gegevens konden worden
geleverd voor een communautair tabellenprogramma dat de Lid-Staten in de vorm van statistische ta
bellen, ponskaarten en magneetbanden aan de Commissie moesten toezenden. Landbouwbedrijven
met een oppervlakte cultuurgrond van minder dan 1 hectare werden alleen In aanmerking genomen in
dien zij in bepaalde mate voor de verkoop produceerden of indien hun produktie-eenheld boven be
paalde fysieke grenzen lag (1). De meeste gegevens werden met behulp van een algemene telling ver-
Cl De communautaire definitie van de ondergrens voor het waarnemingsgebied van de enquête is evenals definities van de ver
schillende Lid-Staten in 1970/1971 en 1975 ongewijzigd gebleven. zameld en een gedeelte door middel van een steekproef. De in het tabellenprogramma gevraagde ge
gevens kwamen deels overeen met die van 1966/1967, terwijl bijna dezelfd