De Pleegzoon
325 pages
Nederlandse

De Pleegzoon

-

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
325 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Description

! " ! # ! $ # ! % " # " " ! !!! & ' & ( & )* +,,- . /+00123 & 4 " & 567%--89%* ::: 6 '( 7; ( 77? @77> ::: " " . . 1 7 1 : . ! 8 ?" # : 7 /@ . 7 ! . . . ! ! 4 @ . 7 ! : ) % ! *+,> 0 0 ! A . !

Informations

Publié par
Publié le 08 décembre 2010
Nombre de lectures 28
Langue Nederlandse

Extrait

::: " " . . 1 7 1 : . ! 8 ?" # : 7 /@ . 7 ! . . . ! ! 4 @ . 7 ! : ) % ! *+,> 0 0 ! A . !" />
The Project Gutenberg EBook of De Pleegzoon, by J. van Lennep
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it , give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.org
Title: De Pleegzoon
Author: J. van Lennep
Release Date: January 31, 2008 [EBook #24467]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE PLEEGZ OON ***
Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distri buted Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
[Inhoud]
De Pleegzoon.
[Inhoud]
De Pleegzoon
Door Mr. J. van Lennep.
Leiden.—A. W. Sijthoff.
Mr. Jacob van Lennep.
I.
’t Was een plezier V
a
“Van Lennep was onze prettigste litteraire gestalte, die de kunst verstond vijftig jaren lang amusant te blijven.”
C
d
.
 .
B
u
npersoonlijkteontLmoeten.e
s
n
k
Toen hij in Augustus 1865 ter vergaderzaal van het achtste Taal- en Letterkundig Congres te Rotterdam verscheen, geheel in een grijs zomercostuum, het fraaie zilveren hair om de slapen golvend, kwam ieder hem blij groetend te gemoet. Aan de tafel van het bestuur plaats nemend, de guitige, donkere oogen naar het publiek, vooral naar de dames richtend, zat hij met een bijna onmerkbaren glimlach te luisteren. De vrij drooge beraadslaging over de spelling der bastaardwoorden werd plotseling door hem met een handvol aardigheden afgebroken. Wie herinnert zich niet, hoe daar door hem geijverd werd, om de ph door de f te vervangen—hoe hij vertelde, dat hij als jonkman een zangspel “S ”ageschrevf en had,fmaar, o datderegisseurzijnespellinginSagewijzigpdhad,zhoodatdeoacteurs: “O, Sap, ho, wees gegroet!” zongen; hoe hij er bijvoegde, dat eene Amsterdamsche dienstmaagd, uitgezonden door hare mevrouw, om te zien of er een vroolijk stuk op het Leidsche Plein zou gespeeld worden, terugkwam met het bericht: “Ze spelen de Mophondjes,” terwijl in werkelijkheidDem,hetcloassiektrepurspelvahnon Me,vetrtaalddaoorWset,wseardvertijerd;hoehonoois besloot met de mededeeling eener jonge dame, die hem in zijne waardigheid van vrijmetselaar vroeg, wat de orde toch bedoelde met de woordenpr,owaaropphijantwoordde,dhatdaarmaeêne waarschijnlijk de mannetjes van prop hennen gemeend werden.
Een zonneschijn van vroolijkheid schitterde plotseling over de vergadering, die vóór V a n komstitfedegdniommLenling zacnhtkens afdreef op den stroom der verveling.
In het huis op de Keizersgracht, in zijne ruime studeerkamer, aan zijne schrijftafel, maakte hij geen minderen indruk. Gekleed met zijn grijzen kamerjapon—als op het groote gesteendrukte portret naar de voortreffelijke schilderijvanScdhesnuifdowosindelainkerhanrd,dereczhterope een arm van zijn leunstoel, zat hijdaar met zijnprettiggezicht en
e
n
e
w
n
t
n
e
p
i
e
H
p
j
s
u
s
[I]
[Inhoud]
k
e
[II]
t
fonkelende oogen naar de woorden van zijn bezoeker te luisteren, de gelegenheid afwachtend, om met een fijnen zet of een luimig verhaal zelf het woord te nemen. Onder vier oogen kwam daarenboven de natuurlijke goedheid van zijn hart uit, daar hij geene moeite te zwaar vond, om aan eenig verzoek zijner vrienden te voldoen. Zijne wetenschap, zijne bibliotheek, zijn invloed stonden hun ten dienste, zoo vaak zij zijne hulp inriepen.
Te Gent zag men hem, ter gelegenheid van het negende Letterkundig Congres, in het voorportaal van den schoonen schouwburg, op een Augustusavond van 1867 in zijn licht reiscostuum—hij was uit Zwitserland overgekomen—terwijl hij met hartelijkheid de hand drukte van E. Dou,diewhemkortetevorensineenvlugschriDftzijnee hulpvaardigheid bij het uitgeven van den “M a x ” als een misdrijf voor de voeten had geworpen. De Congresleden omringden hem van alle kanten. En uit de rijen der Zuid-Nederlanders ging een luid gejuich op. Zooveel grootmoedigheid, zooveel zelfbeheersching, zooveel rustige heuschheid mochten niet onopgemerkt blijven.
VanpersoonwasoLveralbekeend.Ovneralwerndenhoeden afgenomen, handdrukken gewisseld. In alle Nederlandsche steden had hij vrienden of ten minste goede kennissen. Zelfs onder den eenvoudigen, maar nuttigen, stand der sjouwerlieden was zijn naam en persoon bekend. En niet alleen te Amsterdam. Het gebeurde in 1867, dat te Rotterdam aan het station van den Rhijnspoorweg bij het aankomen van een trein uit Utrecht, een aardig, knap juffertje stond bij eene geopende deur aan het plankier. Dat juffertje was eene Rotterdamsche, die dagelijks vrij wat menschen zag, daar zij haar guitig wipneusje sedert een jaar achter het buffet deed bewonderen door wereldwijze handelsreizigers en roodgeblakerde tweede-luitenants, die op transport waren. Toen de reizigers uit den trein zich over het plankier verspreidden, zag zij te midden van eene groep luidsprekende heeren een grijsaard met ongemeen vriendelijken glimlach en golvende witte hairen. Telkens hield iemand hem staande, om hem met een levendigen uitroep van verrassing, van ingenomenheid, eenige snelle woorden toe te spreken, die door den wellevenden man onuitputtelijk geduldig werden beantwoord. Ieder beijverde zich met liefde den weg open te houden voor den uiterlijk reeds zoo achtbaren man, wiens tred door den last van vijfenzestig jaren reeds vrij wat van vroegere veerkracht miste. De knappe buffetjuffrouw verwonderde zich, dat één oude heer zoo ontzettend veel kennissen om zich heen verzamelde. En daar Hein, de witgekielde sjouwerman van het goederenbureel, juist voorbijkwam, vroeg ze:
—“Wie is die grijze heer?”
—“Wie? Wel nou, jij bent ook een beste! Ken-je onzen Van Lennep dan niet?”
’t Feit is historisch en werd door een ooggetuige verteld. Ik kom er weldra op terug.
Toen ik V a nvoor hetlaatst zaLg, doorleeinhnedfnedj gelukkigsten dag van zijn ouderdom. Het was Vrijdag 18 October 1867, den dag, waarop te Amsterdam het standbeeld van J o o Vozouwonrdenontdhuld.Eeenegrootlemenigtestroomdenaarde NieuweKerk,omzichrondomVografsnteêteverdeenigen.eDe blauwe zerk was zorgvuldig van stof gezuiverd en prijkte met eene krans van gele immortellen. Een dichte drom geletterden schaarde zich eerbiedig om deze heilige plek, terwijl boven onze hoofden de zon door de hooge kerkvensters scheen en schoven van goud licht over het hoog gewelf uitgoot.PlotselingstondVanvóórons,hetwittLehoofde ontbloot, de oogen tintelend van geestdrift, na zeven jaren zwoegens eindelijk triumfeerend door de oprichting van het standbeeld. Hij sprak enkele eenvoudige woorden over V o’s graf enn noodigdde de e
l
k H
p
e
s
n
l
k a
p
t
n
s
e v
s
e
v
p
r e
l
[III]
a
n
a
a
d
r
e
n
feestgenooten naar het park, waar het schoone monument van R C u zou wyorden onpthuld. e r s
oen
Een uur later verscheen hij in het spreekgestoelte bij het standbeeld en sprak daar met duidelijk verstaanbare stem zijne feestrede. Niemand was meer gerechtigd dan hij tot deze taak, daar hij een vierde van zijn reeds gevorderdenleeftijdaanhetverhaalvanVosleven,nenaandhete verklaren van zijne werken had besteed. Uit aller keelen klonk daarom een aanhoudend bravo, toen de welsprekende staatsman, die destijds aan het hoofd van het departement van Binnenlandsche Zaken stond, toen Mr. J. H e e ., V m a s nmetkeen hartewoolijrkknanLerdv gelukwensching, namens Z. M. den Koning, het commandeurskruis der orde van den Nederlandschen Leeuw aanbood.
Zóó zag ik hem voor het laatst.
Eens nog schreef hij mij (8 Februari 1868), zeven maanden vóór zijn dood (26 Augustus 1868). Ik geloof, dat men mij de vrijheid vergunnen zal dezen brief hier meê te deelen, men zal er uit zien, dat mijn verhaal van Hein, den kruier, volmaakt historisch is.
“Amice!
“Ik zeg u grooten dank voor het exemplaar van den b e k r 1 Vondel .... waarmede mijn vrouw, die gedurende de feesten ziek was en dus niets van de pret gezien of gehoord had, zich bijzonder vermaakt heeft.... Ik zal er maar niets van zeggen, want ik krijg er zooveel mooie kompl. in, dat ik uw stuk niet prijzen durf, zonder den schijn op mij te laden, alsof ik het daarom zoo naar mijn zin vind....
“Het doet mij plezier, dat Gij die pret op ’t slot te Muiden zoo con amore geschilderd en de aandacht weder op dit slot gevestigd hebt. De Hr. Heemskerk had, onmiddellijk na het feest, zijn voornemen te kennen gegeven, om een wet voor te stellen tot restauratie van het slot, zich vleiende, dat daarvoor nu juist in deze oogenblikken veel sympathie zijn 2 zou;—doch nu is juist die vervelende krizis tusschen beiden gekomen— . Vandiekrizisgesproken,pohebdikdeazereizegnietgrehad,amaar dewijl ’t een kwaal is, daar ik best mee bekend ben sedert 30 jaren, heb ik 3 haar bij voorkeur in mijn brochure gebracht— als onschuldig middel om de attentie te trekken—....
“Maar ik heb zes maanden lang gesukkeld aan leewater in de knie en laatstelijk aan doofheid. Dat is nu Goddank weer over en mijne gezondheid is door de Vondelsfeesten geheel gekureerd.
“Zijt gij ’t, of is het een ander, die de L e t t e r 4 in Nederland schrijft . De schrijver, wie dan ook, heeft in zijn eerste artikel eene beschuldiging tegen onze natie gericht, als zou zij haar schrijvers, mij b. v., niet kennen of liever geen notitie van hen nemen. Ik zou hem, daar ik er ook als voorbeeld bij gehaald ben, een dozijn voorbeelden kunnen geven van het tegendeel. Toen Hofdijk voor een paar jaren bij mij aan de Steeg logeeren zou, was er in beide herbergen al een groote vreugde en verwachting vooruit—en onlangs, dat ik te Rotterdam uit den trein stapte en de juffrouw van ’t buffet zei: “He, wie of die grijskop is met zijn lange haren!” riep een sjouwerman van ’t goederenbureau verontwaardigd uit: “Wat, ken-je onzen Van Lennep niet?” Dit werd mij later medegedeeld door den Hr. Van Alphen, die ’t gehoord had.
“Indien gij nu de bedoelde schrijver niet zijt, laat die anecdote—die in dat geval een kale bluf zou schijnen—maar liever ongelezen.
“Vale, faveque
“Amst. 8 febr. 1868. T. T.
o
k
y
o
u
l
n A
n
n
e
e
d
d
z
r
i
p
e
n
g
[IV]
e [ V]
I
n
t
e
r
m
e
z
z
o
o
s
V a ’ns romans blijvenLleven, zoeo goed anls die vanaW e S,ecnwordeonherhaatldelijkhterdrukt,gelijkookdezesteedsopnieuw wordenuitgegeven.DeverscPheeninl1829enezagsedert dat jaar tot heden met al zijne opvolgers, telkens in nieuwen vorm het licht. Omtrentde(snchreefd)eauteurmij (4 APugustusl 1867):
p
g
e
e
p
u
e
n
o
t
o
r
v
e
z
v
l n
a e
t
e
n
e
p
n
n
e
a
n
v
e
e
L
n
H [VI] n
e
p
p
e
n
g
z
n
n
o
o
k
j
L
e
e
n
d
a
k
L
Zonder eenige overdrijving mag beweerd worden, dat V a nals dichter, als romanschrijver, vele jaren lang de populairste onzer auteurs is geweest. Als voorbeeld zijner populariteit heeft Cd. B u s in 5 1864 verhaald, dat eene Zandvoortsche vischvrouw al de veertien deelen van zijn exemplaar der romantische werken van V a nhad geleend en gelezen.
e
s
l
n
t
i
e
l
p
c m
y
r
n e
e
n
k
H e
a
k a
D
Doch niet alleen in visschersstulpen ook in de huizen onzer gegoede burgerij, in de woningen onzer patriciërs op de Keizers- en Heerengrachten, was V a nsteeds een welkoLme gast.eZijne n n Idmaakytenhemlpopulailrbijdesetudenten, zijne “L e ” g wonnen hem het hart van al wat jong was, vooral de harten der Hollandschejongemeisjes,eeneveroveringVatnotopdenL laatsten dag zijner vriendelijke grijsheid dierbaar. Oud en jong, stedeling en dorper, edelman en burger, schonken hem hunne genegenheid, toen “de Pleegzoonverscheen,toenFer,dzijnbesiteroman, a “d e R ” opovolgde, toen de bsreed ontworpen v a “V o ”ohet lichtrzagen, eon eindeliujk, toende niet het minst r s besproken, aangevallen, geprezen en gelezen “L o t g e KlaageheseldelettjerkundigeewereldnindenwinterZ van 1865 op 1866 in rep en roer brachten.
n n
II.
Van mijn edelmoedigen vriend, die zich, helaas! te vergeefs vleide met herstel zijner gezondheid, heb ik dus de mededeeling omtrent het feit, dat wellicht bij de eerste vermelding wat onwaarschijnlijk mocht klinken.
“J. v. LENNEP.”
d
e
n
n
DevreugdeaandeSteegin1866betoondbijHoskomfstschijntd mij tevens in nauw verband te staan met de blijde opgewektheid, die de viering van zijn zeventigsten jaardag (27 Juni 1886) heeft gekenmerkt.
e
Dit leerzaam feit voor de geschiedenis onzer letteren zal balsem gieten in de wonden van hen, die met onuitgegeven handschriften naar een uitgever blijven zoeken, en tevens in die der lofredenaars van ’t verledene, welke er zich aan ergeren, dat onze boekenmarkt op het huidige oogenblik te veel overvoerd is.
u
n
v
a
e
p
De drukken van V
“Ik heb mijn Pleegzoon ongeveer 40 jaren geleden geschreven (1827); hij heeft eenige jaren in de lade gelegen; geen boekverkoper wou er aan. Eerst toen ik met mijne Legenden wat naam gemaakt had, wou P. Meijer Warnars er zich wel over ontfermen. Van honorarium kon nog geen sprake zijn, en ik geloof niet, dat Drost voor zijn “Pestilentie te Katwijk” heel veel meer gehad heeft. Oltmans kwam iets later, wanneer weet ik niet. Eerst na 1840 heb ik honorarium bedongen....”
De eerste historische roman van Mr. J a c omoest b t w weachten, veoordat hij bij wijrodeodnedanagzevreadenkru werd algemeen gemaakt!
nshistorischeromLansvolgdeenelkander
n
i
v
l
l
g g
e
i v
r e
N
a
o p
n
l b
i
e r
l e
g
t
n
o
a n
s
r
n
o
s
d
v e
e l
k e
j o
n e t
e
a e
n
e
p
a
n m
p
e
n
n
l
a
e r
E e
a
n h
d h
j c
v
.
g
s n
i
d d
n l
a e
l e
t i
i s
t
e a
n n
u o
d m
o r
e c
n h
d s
d
e
n
g
r
o
n
n
l b
o r
H e
v
d
e
e
t h
s i
e
u
f
s
u t
t r
i
e
i o
l o
t
n
a r
j
I k
i
l
l
“Aan de Verhandeling van den Hooggeleerden Heer D. J.VANLENNEP, O v e r h e t b o u d h e d e , welkne v e Verhandeling ik op den 30 Januarij 1827 het genoegen had, door den opsteller te hooren voordragen, is het werk, hetwelk ik thans mijnen landgenooten aanbied, deszelfs wording verschuldigd. Altijd met warme liefde voor mijn zoo dikwijls ten onregte verguisd en beschimpt vaderland vervuld, groeide die liefde in mij tot geestdrift aan, door de zoo welsprekende taal des Hoogleeraars en kwam al a a denlust in s mij op, om te beproeven of het mogelijk wezen zou, een romantisch tafereel te schetsen, in den smaak van dezulke, als wij aangaande de zeden en gewoonten van andere volken bezitten, iets waarmede (en hierover betuigt de Heer VANLENNEP, in meergemelde Verhandeling zijne verwondering) zich aangaande onze voorvaderen nog niemand beziggehouden had.”
v
f
e o
DehistorischeromansvanVanhebbeneeneblijvLendeenn waarde, die zoowel uit hunne kracht, als uit hunne zwakheid spruit. Voordat ik dit met een enkel woord staaf, doet zich de vraag op, of V a n L e chrononlogisch inderdaade onze e p ehistoriscrhe s t e romanschrijver is. Meestal stelt men het zoo vóór, alsof in 1829 door “D e ( ” inde ges)chiedenis der NePderlandslche letteren e g z eendatumgevormdwordt;alsofVanseersteroman,teLvensenn de eerste h i rsoman int Nederlaond gewerest is. Diit is allesen in c h e zezinjukist.Vearsnchreeefin18n27Lhijzelfenne verzekerde het ons reeds—zijn eersten historischen roman. Als zoodanig is de chronologie in orde. Doch om nauwkeurig te spreken, had men moeten vermelden, dat in 1827 eene Amsterdamsche patricische schrijfster, Mejuffrouw M a r i a , hetbeproefJd had eean c o historischen roman samen te stellen, die evenals “D e Pl,[ekommaeachter?g]maarezenigentijodvóóroDne(n) P l ”, ein 1829 ehet licht gzag ondezr den titeol: “De o n S c h i l d k n a a p . o o r s p r o n .” k e l i (StaalgravurevanD.Ve).TeeAmstlerdambiwjP.daeanrd o H e n . 18g29, gr. 8s . t e n Z o
e
p
o e
n
e
Het is duidelijk, dat vóór 1827 in Nederland geen historische romans zijn geschreven, daar de nauwkeurige D . Jin dat ge.val zeker niet zou gezegd hebben, dat zich “n o g” met dit n kunstvak in Nederland had “beziggehouden”. Tevens blijkt uit het Vo,odatmenrdenbuitbenlandscehenhistorrischeniromankgent,t zoodat “P l ”ezgenoovloohcsnautideebdineildknSch SirWalstammetnSe,cdieirn18o14mettWStacvo
Uitdezewoordenblijktduidelijk,datdeendPel S c h” bijna teirzelfderl tijd en odnder dezkelfde invnloeden a ontstaanzijn.DehoogleeraarD.Jgafaan.beidendezelfde opwekking; hij leende zelfs wetenschappelijke boeken aan Mejuffrouw D e , zooalsNzij in datezelfde “Vu fo ”vo vermeldt, als zij getuigt: “Voor het overige hebben andere schrijvers, wier werken ik, of zelve bezit, of die mij door den heer VANLENNEP.... goedgunstiglijk geleend werden, mij tot leidslieden verstrekt.”
v
e p [ V ] a
a
o I L
g I n
z I
DepogingvanMejuffrouwDeisvolkoNmendezeelfdealsu die van Mr. J. v a .nZij vloeit uit dezLelfde broen. Zij gentuigt hetn inhaarVo,aolszijverklaart: b e r i g
e t
W
o
n
i r
a
r
a
b
p
p
n
[VII]
v i
L n
p
a
l
e
y
a r t
e d
spoedig, een bewijs, dat P. M e i weijnig oogehad op r letterkundige kunst. ’t Meest bekend werden: de Rotterdamsche uitgaaf van 1855 in dertien blauwe deelen en de vier deelen, klein folio, door Ni,SjiehnTjohtvanf18ih67totf1e8o69inhemftlichtfe gezonden. Zonder profeet te zijn, durf ik ook der tegenwoordige volkseditie in elf deelen de vruchtbaarste toekomst voorspellen.
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents