La vieillesse ouvrière : normativités et gestion de la vie - article ; n°3 ; vol.12, pg 197-236

Ronald Melchers

Description

Déviance et société - Année 1988 - Volume 12 - Numéro 3 - Pages 197-236
La vieillesse constitue aujourd'hui un objet naturalisé, conception ontologique de la vie, dont les paramètres renvoient aux critères mêmes de sa définition: l'âge, la dégénérescence des tissus, l'amoindrissement des sens... En tant qu'objet premier et préalable, la notion de la vieillesse s'érige en obstacle à toute réflexion sur elle-même. Dans son traitement en tant que phénomène social, on désigne surtout les effets de la vieillesse sur les relations et les structures sociales. Notre intention ici est d'inverser ce traitement. Nous examinons l'émergence, en France principalement au XIXe siècle, de cette conception de la vie qui érige un de ses moments en objet. Nous considérerons la vieillesse comme conception normative de la vie et de son déroulement et la retraite comme pratique institutionnelle visant la gestion des trajectoires de vie.
Old age is generally considered in its contemporary context as an object of nature, an ontological conception of life, the essence of which refers to the very criteria of its definition: chronological age, physical degeneration, deterioration of the senses and faculties... As a priori construct, the notion of age excludes all consideration of the process of its own construction within social relations. In its treatment as a social phenomenon, reference is commonly limited to the effects of aging on social relations, on roles and structures of society. Our intention is to inverse this proposition; i.e. to examine how, in nineteenth century working class experience, social relations and structures contributed to the emergence of the particular conception of life and of its unfolding which underlie the notion of old age. We examine old age as a normative construct and, in turn, retirement as institutional practice for the management of individual and collective life trajectories.
Das Alter wird heute allgemein als ein naturliches Objekt, als eine ontologische Lebenskonzeption dargestellt, dessen Eigenschaften auf die Kriterien der Definition hinweisen : das chronologische Alter, die physische Entartung und das Degenerieren der Sinne... Als erste Bedingung schliesst der Begriff des Alters alle Möglichkeiten der Entwicklung der eignenen Verfassung in gesellschftlichen Beziehungen aus. Wenn der Effekt des Alters als soziales Phänomen behandelt wird, beschränkt sich die Referenz auf die gesellschaftlichen Beziehungen und Strukturen. Es ist unsere Absicht diese These umzukehren: d.h. wir untersuchen, was dem Erscheinen dieser besonderen Lebens-vorstellung und ihrer Entfallung im neunzehnten Jahrhundert in Frankreich zugrunde liegt. Wir betrachten das Alter als normatives Konzept des Arbeiter-lebens und seines Verlaufes, und das Rentnerdasein als verfassungsmässige Ubung für die Handhabung von individuellen und kollektiven Lebensbahnen.
In zijn struktuur wordt ouderdom over het algemeen beschouwd als een natuurlijk doel, een ontologisch levensbegrip de kern, welke verwijst naar het juiste kriterium van zijn definitie: kronologische leeftijd, fysieke degeneratie, het slechter worden van het vermogen en de zintuigen. Als a priori reden, het begrip van ouderdom sluit allé konsideratie uit voor het procès van weder- samenstelling binnen sociale relaties. In zijn behandeling als een sociaal fenomeen, referentie wordt algemeen beperkt tot het resultaat van ouder worden op sociale relaties, rollen en strukturen. Onze bedoeling is deze bewering om te keren, i.e. examineren hoe, in het negentiende eeuwse franse arbeiders kul- tuur, sociale relaties en strukturen leidden tot het boven komen van het spéciale levensbegrip en zijn ontvouwen welke ten grondslag liggen aan het ouderdom begrip. Wij zullen ouderdom examineren als een normatief begrip van het ontvouwen van het arbeiders bestaan, en vervolgens, pensioenering als gevestigde gewoonte voor het bestuur van individuele en de gemeenschappelijke levens trajekten.
40 pages
Source : Persée ; Ministère de la jeunesse, de l’éducation nationale et de la recherche, Direction de l’enseignement supérieur, Sous-direction des bibliothèques et de la documentation.

Sujets

• Sociologie, société et politique

Informations

• Publié par: DEVIANCE_ET_SOCIETE
• Publié le: 01 janvier 1988
• Nombre de lectures: 21
• Langue: Français
• Poids de l'ouvrage: 3 Mo

Extrait

Ronald Melchers
La vieillesse ouvrière : normativités et gestion de la vie
In: Déviance et société. 1988 - Vol. 12 - N°3. pp. 197-236.
Citer ce document / Cite this document :
Melchers Ronald. La vieillesse ouvrière : normativités et gestion de la vie. In: Déviance et société. 1988 - Vol. 12 - N°3. pp. 197-
236.
doi : 10.3406/ds.1988.1541
http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/ds_0378-7931_1988_num_12_3_1541Résumé
La vieillesse constitue aujourd'hui un objet naturalisé, conception ontologique de la vie, dont les
paramètres renvoient aux critères mêmes de sa définition: l'âge, la dégénérescence des tissus,
l'amoindrissement des sens... En tant qu'objet premier et préalable, la notion de la vieillesse s'érige en
obstacle à toute réflexion sur elle-même. Dans son traitement en tant que phénomène social, on
désigne surtout les effets de la vieillesse sur les relations et les structures sociales. Notre intention ici
est d'inverser ce traitement. Nous examinons l'émergence, en France principalement au XIXe siècle, de
cette conception de la vie qui érige un de ses moments en objet. Nous considérerons la vieillesse
comme normative de la vie et de son déroulement et la retraite comme pratique
institutionnelle visant la gestion des trajectoires de vie.
Abstract
Old age is generally considered in its contemporary context as an object of nature, an ontological
conception of life, the essence of which refers to the very criteria of its definition: chronological age,
physical degeneration, deterioration of the senses and faculties... As a priori construct, the notion of age
excludes all consideration of the process of its own construction within social relations. In its treatment
as a social phenomenon, reference is commonly limited to the effects of aging on social relations, on
roles and structures of society. Our intention is to inverse this proposition; i.e. to examine how, in
nineteenth century working class experience, social relations and structures contributed to the
emergence of the particular conception of life and of its unfolding which underlie the notion of old age.
We examine old age as a normative construct and, in turn, retirement as institutional practice for the
management of individual and collective life trajectories.
Zusammenfassung
Das Alter wird heute allgemein als ein naturliches Objekt, als eine ontologische Lebenskonzeption
dargestellt, dessen Eigenschaften auf die Kriterien der Definition hinweisen : das chronologische Alter,
die physische Entartung und das Degenerieren der Sinne... Als erste Bedingung schliesst der Begriff
des Alters alle Möglichkeiten der Entwicklung der eignenen Verfassung in gesellschftlichen
Beziehungen aus. Wenn der Effekt des Alters als soziales Phänomen behandelt wird, beschränkt sich
die Referenz auf die gesellschaftlichen Beziehungen und Strukturen. Es ist unsere Absicht diese These
umzukehren: d.h. wir untersuchen, was dem Erscheinen dieser besonderen Lebens-vorstellung und
ihrer Entfallung im neunzehnten Jahrhundert in Frankreich zugrunde liegt. Wir betrachten das Alter als
normatives Konzept des Arbeiter-lebens und seines Verlaufes, und das Rentnerdasein als
verfassungsmässige Ubung für die Handhabung von individuellen und kollektiven Lebensbahnen.
In zijn struktuur wordt ouderdom over het algemeen beschouwd als een natuurlijk doel, een ontologisch
levensbegrip de kern, welke verwijst naar het juiste kriterium van zijn definitie: kronologische leeftijd,
fysieke degeneratie, het slechter worden van het vermogen en de zintuigen. Als a priori reden, het
begrip van ouderdom sluit allé konsideratie uit voor het procès van weder- samenstelling binnen sociale
relaties. In zijn behandeling als een sociaal fenomeen, referentie wordt algemeen beperkt tot het
resultaat van ouder worden op sociale relaties, rollen en strukturen. Onze bedoeling is deze bewering
om te keren, i.e. examineren hoe, in het negentiende eeuwse franse arbeiders kul- tuur, sociale relaties
en strukturen leidden tot het boven komen van het spéciale levensbegrip en zijn ontvouwen welke ten
grondslag liggen aan het ouderdom begrip. Wij zullen ouderdom examineren als een normatief begrip
van het ontvouwen van het arbeiders bestaan, en vervolgens, pensioenering als gevestigde gewoonte
voor het bestuur van individuele en de gemeenschappelijke levens trajekten.Déviance et Société, 1988, Vol. 12, No 3, pp. 197-236
LA VIEILLESSE OUVRIERE:
NORMATIVITÉS ET GESTION DE LA VIE
R. MELCHERS*
I. Introduction
Constitution d'objet et usage social
L'histoire des questions sociales et des modalités d'intervention les visant
peut être abordée de plusieurs façons. Les objets d'investigation peuvent être
conçus comme autant de moments situés sur le continuum d'un champ nor
matif qui constitue la grille essentielle selon laquelle une situation est perçue, à
la fois comme problématique et sujet à une action lui portant remède. Cette
production de problèmes sociaux se fait entre deux pôles; d'abord, mais sans
préséance historique, la constitution d'un phénomène en objet de connais
sance et son appréhension en tant qu'objet de préoccupation; ensuite, l'élabo
ration de l'ensemble des pratiques institutionnelles qui définissent l'usage
social de l'objet constitué.
Ce mouvement n'implique pas nécessairement une linéarité et une chaîne
de causalités étroite dans la constitution de champs normatifs. On constate
d'abord que l'objet repris dans la pratique institutionnelle est un objet aliéné,
en ce sens qu'il fait, en fondant un usage social, objet d'une lecture seconde. Il
est ainsi objet reconstitué, appauvri en éléments qui le caractérisaient en tant
qu'objet constitué par une expérience et un vécu. Aussi y a-t-il des effets de
retour entre objet d'usage et objet de connaissance et de préoccupation, en ce
sens que c'est la nature de l'usage social de se présenter comme objet complet
en soi, naturalisé en conception première, élémentaire et constituant à lui seul
l'unique objet digne de connaissance. Ainsi, ce caractère ontologique de
l'usage social l'érigé en obstacle epistémologique à l'extension de la connais
sance à la constitution de son objet.
C'est ce qui empêche la criminologie d'interroger son objet, le crime,
autrement que dans son usage social dans la mise en forme juridique de situa
tions problématiques. A. Pires1 a démontré déjà l'impasse que présente une
telle démarche; la nécessité et l'impossibilité d'une réflexion epistémologique
sur son objet. Il en est de même pour une grande partie de la réflexion sur des
• Université d'Ottawa.
1 A. PIRES, « Le débat inachevé sur le crime: le cas du congrès de 1950», Déviance et Société,
1979, vol. III, n° 1, p. 25.
197 questions sociales. L'objet est constitué en véritable obstacle épistémologique,
comme simple donnée — préconstruite, non problématisée et d'ordre naturel
— permettant d'aborder l'usage social défini par des pratiques, institutions et
législations qui le matérialisent.
Dans de nombreuses études portant sur divers enjeux sociaux — le crime,
la maladie, l'inadaptation sociale, la vieillesse — les objets ne sont abordés
que sous l'aspect de leurs usages sociaux définis par des institutions — le
système pénal, la médecine, le travail social, la retraite — et, en dernière
analyse, l'Etat. Une discipline entière, l'économie politique, se fonde sur
l'étude des usages sociaux d'objets divers au niveau des politiques publiques.
Rares sont celles parmi ces études qui prolongent l'analyse jusqu'à la constitu
tion de ses objets, cherchant au-delà de l'Etat, dans les rapports sociaux et
dans les modes de connaissance, les éléments constitutifs des modes de repro
duction de l'ordre social.
La focalisation sur les formes par lesquelles sont matérialisées dans l'usage
les questions sociales et leurs objets oriente la recherche autour d'objets tron
qués et incomplets, conduisant à une sorte de fétichisme de la forme, en
l'occurrence l'Etat. Dans la recherche historique, ceci a des conséquences à
trois niveaux: 1. dans le découpage et l'assemblage des phénomènes en pério
des ou en courants; 2. dans la hiérarchisation d'éléments retenus en termes de
pertinence pour l'analyse; 3. et dans la considération des déterminismes et
contradictions dans l'explication historique.
1. L'incapacité de bon nombre d'études à conceptualiser