Soins palliatifs - Journée d étude du mardi 23 novembre 2004
7 pages
Nederlandse

Soins palliatifs - Journée d'étude du mardi 23 novembre 2004

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
7 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Description

PALLIATIEVE ZORG versus THERAPEUTISCHE HARDNEKKIGHEIDWIM DISTELMANS M.D. Ph.D.De nu volgende persoonlijke beschouwingen zijn in de eerste plaatsbedoeld om de kritische geest in ons te scherpen en om samen na tedenken over een beter gebruik van de beschikbare technologie.Hulpverleners zijn uiteraard geen ethici, maar worden toch willens nillensbijna dagelijks geconfronteerd met ethische dilemma's die alsmaarsneller ontstaan door de oprukkende vooruitgang van de medischespitstechnologie.Een verscheurend probleem is bv. dat we momenteel meer en meer overgrensverleggende technieken beschikken met steeds mindermogelijkheden tot financiële ondersteuning. Hierdoor worden weverplicht na te denken over o.a. de medische effectiviteit van dezetechnologie, over de kosten effectiviteit en correcte besteding (allocatie)van de middelen en ten slotte over de sociale en ethische impact ervan.Deze denkoefening wordt actueel met moderne terminologie als MedicalTechnology Assessment' (MTA) omschreven.Voor dat we hier even op reflecteren, is het misschien nuttig eerst tebezinnen hoe de huidige technologische ontwikkeling ontstaan is.Evolutie van de medische technologieVoor de ontdekking van aspirine in 1899, was de dokter zélf hetbelangrijkste' medicijn. Hij was een soort magier, die buitentwijfelachtige aderlatingen en ondermaats gebruik van morfine(laudanum van Sydenham') in feite niets therapeutisch te bieden had,tenzij een magische kracht toevoegen aan de ...

Informations

Publié par
Nombre de lectures 14
Langue Nederlandse

Extrait

PALLIATIEVE ZORG versus THERAPEUTISCHE HARDNEKKIGHEID
WIM DISTELMANS M.D. Ph.D.
De nu volgende persoonlijke beschouwingen zijn in de eerste plaats
bedoeld om de kritische geest in ons te scherpen en om samen na te
denken over een beter gebruik van de beschikbare technologie.
Hulpverleners zijn uiteraard geen ethici, maar worden toch willens nillens
bijna dagelijks geconfronteerd met ethische dilemma's die alsmaar
sneller ontstaan door de oprukkende vooruitgang van de medische
spitstechnologie.
Een verscheurend probleem is bv. dat we momenteel meer en meer over
grensverleggende technieken beschikken met steeds minder
mogelijkheden tot financiële ondersteuning. Hierdoor worden we
verplicht na te denken over o.a. de medische effectiviteit van deze
technologie, over de kosten effectiviteit en correcte besteding (allocatie)
van de middelen en ten slotte over de sociale en ethische impact ervan.
Deze denkoefening wordt actueel met moderne terminologie als Medical
Technology Assessment' (MTA) omschreven.
Voor dat we hier even op reflecteren, is het misschien nuttig eerst te
bezinnen hoe de huidige technologische ontwikkeling ontstaan is.
Evolutie van de medische technologie
Voor de ontdekking van aspirine in 1899, was de dokter zélf het
belangrijkste' medicijn. Hij was een soort magier, die buiten
twijfelachtige aderlatingen en ondermaats gebruik van morfine
(laudanum van Sydenham') in feite niets therapeutisch te bieden had,
tenzij een magische kracht toevoegen aan de verpleging van de zieke.
Of moderner uitgedrukt: hij speelde zelf de rol van placebo'.
Eind 1900 werden de eerste ziektekiemen, zoals de bacil van Koch
microscopisch ontdekt. Dit was echter enkel een diagnostische triomf,
wars van therapeutische mogelijkheden. Rond 1930 werden de eerste
antibiotica en middelen voor anesthesie gevonden, wat heeft geleid tot
de intrede van de moderne' therapeutische geneeskunde.
Tussen 1930 en 1960 werden meer dan 4000 geneesmiddelen
geregistreerd. Volgens de Amerikaanse Food and Drug Administration'
(FDA) zouden hier slechts 40 % effectief van (geweest) zijn. Vanaf de
jaren 50 ontstonden meer technische mogelijkheden, vooral op het
gebied van de heelkunde.
Tussen 1960 en 1980 gebeurde de overgang van biochemie' naar
genetic counselling' en van de relativiteitstheorie van Albert Einstein naar
het computertijdperk.
Vanaf 1980 ten slotte, beschikken we over grensverleggende medische
technieken, de zogenaamde spitstechnologie of de era van de High
Tech', zoals de CAT-scans, in vitro fertilisatie enzomeer. Het is duidelijk
dat hierdoor het zwaartepunt van de gezondheidszorg' van de verzorging
aan huis naar het ziekenhuis werd verplaatst. Al die technologie behoeft
inderdaad een gesofisticeerde infrastructuur, eigen aan ons modern
hospitaalmilieu. We kunnen inderdaad moeilijk in de achtertuin van elke
huisarts een NMR-toestel installeren.
In de loop van deze evolutie werd er zeker nagedacht over de impact
van deze ontdekkingen op de algemene volksgezondheid. Men kan zich
inderdaad de vraag stellen of deze medische technologie de
volksgezondheid gunstig be‹nvloed heeft.
Daarom worden, in wat nu volgt, enkele voorbeelden aangehaald om
deze bedenkingen te illustreren. Ze zijn vooral bedoeld om onze kritische
geest te activeren en zeker niet om de talloze inspanningen van het
verleden te ontkrachten.
Wat met de ontdekking van geneesmiddelen?
Wat met de ontwikkeling van antibiotica?
Geven we als voorbeeld de evolutie van het sterftecijfer van tuberculose.
De sterfte aan TBC kende een zeldzame hoogte in 1812 (700 doden per
10.000 inwoners). Het cijfer was echter reeds fel aan het dalen toen
Robert Koch de naar hem genoemde tuberkelbacil ontdekte (in 1882) en
het cijfer viel bijna op een minimum vooraleer in 1910 de eerste
sanatoria werden opgericht en daalde nog verder vóór de eerste
toepassing van antibiotica met tuberculostatische activiteit.
Anderzijds weten we dat door het jarenlang en overmatig gebruik van
antibiotica we momenteel met multiresistente bacterën opgescheept
zitten, die minstens 50 % van alle ziekenhuisinfecties in de V.S.
uitmaken en jaarlijks 4.5 miljard dollar aan de maatschappij kosten. Het
is zelfs zover gekomen dat men nu met de gedachte speelt om
zogenaamde risicogroepen (personen ouder dan 65 jaar) preventief te
vaccineren tegen een multiresistente pneumococ, zijnde de voornaamste
verwekker van longontsteking.
Een zelfde verhaal kan verteld worden over de ontwikkeling van
medicijnen tegen kanker, de chemotherapeutica. Een voorname
ontdekking ontstond direct na de eerste wereldoorlog, toen duidelijk werd
dat het giftige oorlogsgas (het mosterdgas') van de Duitsers de deling
van menselijke cellen stopte. Dit product werd later omgedoopt tot
mustine' en kan als voorvader van vele antikankerstoffen worden
beschouwd. Momenteel beschikken we over ongeveer een 70-tal
antineoplastische producten, waarvan het merendeel (nl. 90 %), voor
1970 werd ontwikkeld. In contrast hiermee blijkt uit een publicatie in een
vooraanstaand Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift (Scientific
American', september 1996) dat de kankersterfte vanaf begin 1970 tot in
het begin van de jaren 90 met 6.3 % is gestegen! Ondanks al onze
therapeutische inspanningen formuleren de Amerikanen het daarom als
volgt: ‘We are loosing the war against cancer' (we zijn de oorlog tegen
kanker aan het verliezen).
Wat kan een algemene verklaring zijn van deze observaties? Volgens
de epidemiologen verminderen infectieziekten en epidemies vooral door
het invoeren van betere hygiëne (zoals sanitaire voorzieningen) en
voeding. Dit gold zeker voor de verspreiding van TBC, die drastisch
verminderde dankzij de betere levensvoorwaarden en niet door het
invoeren van medicijnen. Het feit dat TBC thans opnieuw opflakkert,
temidden van vooral de noordafrikaanse populatie in ons land, ondanks
de beschikbaarheid van tuberculostatische producten, ligt aan de
slechtere hygiënische omstandigheden van deze mensen.
De voornaamste oorzaak van de stijging van de kankersterfte is dan
weer te wijten aan het overmatig tabaksgebruik, dat vooral na de tweede
wereldoorlog ontstond, de slechte voedingsgewoonten en de
veralgemeende pollutie. Men kan zich dan ook de vraag stellen of niet
meer fondsen moeten vrijgemaakt worden voor preventie, onderzoek en
palliatieve zorg.
Wat met de ontdekking van nieuwe medische technieken?
Analoog kan men zich afvragen wat de relevantie is van de medische
technieken voor de algemene volkgezondheid.
Enkele voorbeelden maken een en ander duidelijk.
Het is evident dat bv. in vitro fertilisatie het algemeen geboortecijfer van
de maatschappij niet zal verhogen. Harttransplantaties resulteren
eveneens niet in een verminderd optreden van hartziekten. Hetzelfde
geldt voor een NMR-onderzoek van de longen. Dit gesofisticeerd
diagnostisch middel zal de sterfte van longkanker niet doen afnemen,
gezien er momenteel geen therapeutisch kruid tegen gewassen is.
Finaal kunnen we ook opmerken dat de spitstechnologie van de
intensieve zorg-afdeling de maximale levensduur van de westerse
bevolking niet zal verhogen.
De hoger aangehaalde observaties hebben bij sommigen geleid tot een
zogenaamde golf van anti-intellectualisme en aversie van al wat
wetenschap betreft. Deze opvatting werd dan nog gesteund door andere
gegevens waarvan nu enkele voorbeelden volgen.
Het gevaar van de anti-intellectualistische reflex
Bangla-Desh telt 120 miljoen inwoners en beschikt slechts over ‚‚n oude
cobaltbron voor de bestraling van kanker, een ziekte die daar ook
minstens één op vier mensen treft. Bovendien werd de radioactieve
bron van dit apparaat sinds 1965 niet meer vervangen. De
basisbedenking hierbij was voor sommigen wat voor zin het heeft
innoverende technologie te ontwikkelen wanneer het voor het merendeel
van de wereldbevolking onbereikbaar is.
Analoog wordt gesteld dat één van de weinige echte doorbraken van de
chemotherapie in de kinderoncologie ligt, waar deze behandeling
inderdaad bij meer dan 50 % van de kinderen met kanker genezing
geeft. Maar weer stellen sommigen dan opnieuw wat de relevantie
hiervan is, wanneer men beseft dat meer dan 80 % van alle kinderen in
de derde wereld leven en niet voor dit soort behandeling in aanmerking
kunnen komen.
Hoe dan ook moeten we ons weren voor een dergelijke anti-
intellectualistische houding, want wanneer we niet meer aan
wetenschappelijk onderzoek doen, kan dit leiden tot barmhartige
onwetendheid of zelfs nog erger tot onwetendheid zonder empathie.
Hiermee bedoelen we dat het verzorgen en eventueel genezen van
zieke mensen, waar ook ter wereld, meer is dan handjes vasthouden uit
medelijden. We hebben nood aan wetenschappelijk onderbouwde
dossierkennis ter zake. Diepere inzichten heeft de volksgezondheid
verbeterd en de epidemies ingedijkt door er bv. voor te zorgen dat
drinkwater niet bacterieel besmet is.
Iedereen is het erover eens dat het algemeen gezondheidsniveau van
een samenleving afhankelijk is van de invoering van dit soort
eenvoudige maatregelen (maar ingevoerd dankzij wetenschappelijke
kennis), zoals bv. zuiver drinkwater, onbesmet vlees, sanitair
aangesloten op rioleringen, maar niet afhangt van de toepassing van
medische spitstechnologie.
Dit betekent echter niet dat we niet kunnen negeren dat bv. een CAT-
scan onderzoek, hoewel duur, de geneeskunde zeker niet heeft ont-
menselijkt. Integendeel, indien beschikbaar, bespaart het veel mensen
pijnlijke en moeilijke onderzoeken.
M.a.w. de beschikbaarheid van medische technologie kan in onze
westerse maatschappij als een onderdeel van onze persoonlijke
welvarende levenstandaard worden aanzien, terwijl de algemene
gezondheid van de bevolking afhangt van betere sanitaire en
nutritionele voorzieningen.
Het geloof in de geneeskunde is inderdaad gestoeld op individuele
successen. Geloof in medische technologie is een modernere vorm van
religie. De eerste geslaagde harttransplantatie, uitgevoerd door Dr
Christian Barnard, werd door heel de wereld, zelfs tot in de
achterbuurten van New Dehli, beschouwd als een overwinning van de
mens op de natuur. Dit was hetzelfde overrompelend enthousiasme als
wat we hebben meegemaakt bij de eerste landing op de maan. We
weten wel (on)bewust dat een harttransplantatie of een landing op de
maan niet voor elke sterveling is weggelegd, maar het illustreert toch
wel goed hoe diep het geloof in de huidige technologie ingeworteld is.
Wanneer we ethisch reflecteren over het aanwenden van medische
technologieën moet dat op 3 niveau's worden gedaan: op internationaal
niveau, waarbij we geconfronteerd worden met politieke en socio-
economische moeilijkheden, zoals die bv. bestaan bij de discussies of al
dan niet geld aan Afrika moet gegeven worden; op maatschappelijk
niveau, dus op het niveau van onze eigen bevolking, waarbij we ons bv.
kunnen afvragen enerzijds of het zinnig is CT's en NMR's uit te voeren
bij een bepaald iemand wanneer dit bij deze specifieke persoon niet leidt
tot een therapeutische beslissing terwijl anderzijds een nierdialyse vanaf
een bepaalde leeftijd niet meer zou mogen uitgevoerd worden; op
individueel niveau ten slotte, waar de geneeskunde nog altijd het meeste
impact heeft, en waarbij soms een peperdure therapie wordt
volgehouden, om zogenaamd psychologische redenen, enkel omdat de
hukpverlener bv. niet met de problematiek van de waarheidsmededeling'
om kan gaan.
Wanneer we zelf nadenken over de problematiek van de medical
technology assessment', kunnen we volgende bedenkingen in
overweging nemen:
- Moeten we een bepaalde medische technologie altijd aanwenden,
enkel omdat ze (in onze westerse maatschappij althans) beschikbaar
is?
- Zoals bij de hulpverlener-patiënt relatie communicatie van primordiaal
belang is (en helaas aan geen enkele hogeschool behoorlijk wordt
onderwezen), zo is het ook in de hulpverlener-machine relatie van
belang dat het niet de technologie is die finaal de behandeling dicteert.
- We kunnen accepteren dat bij bepaalde acute medische problemen
moderne technologie nuttig is (bv. electrische defibrillatie bij een
hartstilstand), maar wat wanneer we in een chronische en/of terminale
ziektetoestand terechtkomen? Is het dan niet beter om meer te
bezinnen over zoiets als levenskwaliteit'? Dit impliceert dat er hier
meerdere therapeutische opties (inclusief het staken van een actieve
behandeling) mogelijk zijn en dat de zieke duidelijk in de besluitvorming
moet betrokken worden. Wanneer we in deze chronische fase minder of
geen technologie nodig hebben, lijkt het tevens logisch dat we in dit
stadium de infrastructuur van het ziekenhuis (waar de technologie zich
bevindt) minder of zelfs niet meer nodig hebben. Ondanks dit blijkt toch
nog altijd 70 % van de populatie in het hospitaalmilieu te overlijden,
terwijl is aangetoond dat 70 % van de bevolking liever thuissterft. Deze
zogenaamde paradox van de thuiszorg' wordt nog sterker geaccentueerd
doordat thuisverzorging duurder is voor de zieke, maar goedkoper voor
de maatschappij, terwijl het bij een ziekenhuisverzorging net omgekeerd
is.
- Het spijtige is dat hulpverleners (vooral artsen) tijdens hun opleiding
volledig geconditioneerd worden om te genezen' en om de beschikbare
technologie te kunnen gebruiken. Deze (foutieve) conditionering is
vooral gericht op acute pathologie, terwijl het merendeel van onze
ziekten van chronische aard blijken te zijn, waar ingewikkelde
diagnostische en therapeutische hoogstandjes totaal uit den boze
blijken. Dr Jan Stjernsward van de wereldgezondheidsorganisatie
(WGO) te Genève stelde het op een recent internationaal congres over
psycho-oncologie te New York als volgt: "High-Tech kan zelfs niet eens
alle oorlogen te Somalië, Rwanda of Burundi oplossen. De moeder van
de geneeskunde is psycho-oncologie en de palliatieve zorg. Vanaf we
ontwikkelden uit apen tijdens het pleistoceen en nu liggen 2.5 miljoen
jaren. Vòòr 1880 was de wereldbevolking steeds onder 1 miljard
mensen gebleven terwijl we tegen 2000 met ongeveer 6.2 miljard zullen
zijn en in 2030 met 9 miljard.
Het enige dat we echter op deze lange
tijdsas hebben gedaan als iemand ziek is, kanker heeft, is psycho-
oncologie en palliatieve zorg. En we zijn nog steeds in dat stadium. We
zijn nog niet veel veranderd. We zijn nog steeds agressieve killers met
maar een heel dun laagje menselijkheid om ons heen. De boodschap
was en moet echter nog steeds zijn: soms genezen, vaak verlichten,
maar altijd verzorgen."
Wanneer we het ethisch overleg, binnen onze eigen maatschappij, eerlijk
willen voeren, moeten we bereid zijn af en toe bepaalde ingeburgerde en
onbespreekbare overeenkomsten' (bv. relatieve verdeling van RIZIV-
budgetten) op te offeren en de (beperkte) financiële mogelijkheden beter
te alloceren naar daar waar wij allen, zieken of potentiële zieken, er
persoonlijk meer baat bij hebben. Zo zal de term dienstverlenende
sector' de lading meer dekken en zal hopelijk het gebruik van de
medische technologie minder een doel op zich zijn.
Of zoals Albert Einstein het formuleerde: Het voornaamste doel van elke
technologische inspanning moet altijd gericht zijn op de mens zélf en zijn
nakomelingen'.
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents