Krates - Een Levensbeeld
114 pages
Nederlandse

Krates - Een Levensbeeld

-

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
114 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Informations

Publié par
Publié le 08 décembre 2010
Nombre de lectures 104
Langue Nederlandse

Extrait

The Project Gutenberg EBook of Krates, by Justus van Maurik Jr. This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.org Title: Krates Een Levensbeeld Author: Justus van Maurik Jr. Illustrator: Johan Braakensiek Release Date: January 19, 2006 [EBook #17549] Language: Dutch Character set encoding: ISO-8859-1 *** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KRATES *** Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ Krates Een levensbeeld Door Justus van Maurik Jr. Met platen van Johan Braakensiek Tweede druk Amsterdam Tj. van Holkema 1887 Bertha: “Weg, Bultenaar!” Arnold: ”’k Werd zoo geboren, moeder.” BYRON. [5] I. Een drama binnenshuis. ’t Heeft er jaren lang gestaan: “Philip Strijkman koopt alle soorten van kleederen en andere artikelen in, tot den hoogsten prijs,” en ’t zou er misschen nog even duidelijk met zwarte letters op ’t witte bord te lezen staan, wanneer niet sedert ettelijke jaren de eigenaar tot zijn vaderen vergaderd was. Aan de geschiedenis, die ik wil vertellen, hindert het evenwel in het minst niet, want op het oogenblik, dat mijn verhaal begint, pronkt het bordje nog in volle fleur boven tegen het snijraam der smalle deur van het ouderwetsche huis in de Egelantiersdwarsstraat, dat ik met u wil binnengaan. ’t Ziet er niet zeer aanlokkelijk uit, dat smalle perceel; de verf van het houtwerk is langzamerhand door weer en wind ontbonden en overgegaan tot een schilferige korst van een onmogelijke kleur. De steenen der pui zijn sinds onheuglijken tijd niet geolied en hier en daar laat de kalk los uit de voegen, die nattig en vuil u aangapen. De nok van het huis hangt treurig voorover en de vermolmde hijschbalk steekt er als een ontvleesde arm uit. Let eens op de scheeve kozijnen der vensters, waarvan twee breedere aan elke boven-, twee smallere aan iedere onderverdieping, door de kleine groenachtige ruitjes een karig licht laten vallen in de vertrekken, die van achteren geen ramen hebben, maar een beplakt schotwerk, dat hen van de achterkamer scheidt. Naast de deur bemerkt ge een gelijkvormige dito, die toegang geeft tot de trap, welke naar de bovenwoningen leidt. Even verveloos en verwaarloosd als haar buurvrouw, onderscheidt zich die deur alleen door een papier, dat boven tegen de gebarsten ruitjes van het snijraam geplakt is en den voorbijganger vertelt, dat op de onderste voorkamer woont: N. Makko. Scheerdt en kureerdt honden en neemt dezelfde in de kost. [6] Voordat wij die trap opgaan, willen we eens even met de woning van den pandjeshuishouder Philip Strijkman kennis maken. Ga met mij het smalle gangetje door en pas op dat ge uw hoogen hoed niet deukt, als ge het lage deurtje binnentreedt, dat naar de zijkamer voert, waar de winkel, of eigenlijk het pandjeshuis wordt gehouden. Voorzichtig! want het is donker, als ge binnenkomt; de eene helft der vensters wordt in beslag genomen door een dichte groene hor, en de andere wordt verduisterd door het dikke geelkatoenen valgordijn, dat vingerdik stof in zijn plooien heeft en daardoor nog ondoorschijnender is. Er heerscht een zekere nevelachtige toon in die kamer, en juist dat grauwe duister is in overeenstemming met de plaats, waar wij ons bevinden; want in de woning van Strijkman heerscht de geest des woekers, en die schuw het licht, evenzeer als zijn slachtoffers, die hem gewoonlijk tusschen licht en donker of des avonds hun schatting komen brengen. Neem u in acht en struikel niet tegen de lage balie, die u belet verder in de kamer te komen dan een voet of vier: leun met uw ellebogen op de plank, die boven op die leuning is aangebracht, en zie oplettend rond. Langs den muur, naast en boven de deur, die naar het achterkamertje leidt, ziet ge vakken, ruw van withouten planken getimmerd en gevuld met bundels en pakken van allerlei grootte en kleur, alle voorzien van briefjes en nummers. Recht tegenover u is een groot vak vrijgebleven: daar hangen winterjassen en parapluies, die dikwijls gehaald en gebracht worden en daarom voor de hand moeten blijven. Iets meer links zijn weer andere vakken, met doozen en kistjes, waarin allerlei artikelen van kleinere afmetingen, alle genummerd, bijeenliggen; rechts ontdekt ge een hoogen lessenaar met een groengazen scherm aan de eene zijde en een hooge kantoorkruk er voor. Een paar liassen zijn aan het scherm opgehangen. Onder dat meubelstuk eindelijk zoudt ge tal van laden kunnen zien, die, steeds gesloten, de voorwerpen van meer waarde, zooals horloges, ringen, halskettingen en ander klein goud- en zilverwerk herbergen. Op het oogenblik, dat mijn verhaal begint, zit de eigenaar van het pandjeshuis in de achterkamer bij de tafel in een groot, dik boek te schrijven. ’t Is er zoo donker, dat hij, hoewel ’t pas vier uren in den namiddag is, zijn olielamp reeds heeft opgestoken. Haar rosachtig schijnsel steekt onaangenaam af bij ’t vale, doffe licht, dat door de vervuilde, hoornachtige ruitjes van het eenige venster, een zoogenaamd hooglicht, binnenvalt. Het kleurt Strijkmans voorovergebogen gestalte en zijn naaste omgeving met een zonderlinge tint. Een groote grijze pet met een groen lichtscherm er aan dekt zijn hoofd en beschut zijn kalen, slechts hier en daar met dunne vlokken lang grijs haar beplanten schedel voor koude en warmte. De diep in hun kassen gezonken, sluwe, grijze oogen, ontsierd door roodgerande oogleden, zijn thans strak op het voor hem liggende boek gevestigd. De dunne bloedelooze lippen, vast op elkander gedrukt, doen den tandeloozen ingevallen mond nog breeder schijnen dan hij in werkelijkheid is, terwijl de spitse kin en de kromme neus aan het geheele gelaat iets havikachtigs geven. Ongeschoren en onzindelijk, met scherp geteekende lijnen langs neus en wangen doorgroefd, is zijn geheele gelaat terugstootend en geven de diepe plooien tusschen de wenkbrauwen, gevoegd bij een zekere trilling der mondhoeken en der dunne lippen, er een uitdrukking van boosaardigheid aan, wanneer hij spreekt. Een versleten grijze jas en een vest, dat slechts met een paar knoopen wordt dicht gehouden, doen een oud blauw-baaien hemd zien, dat hem tevens als borstrok dient. Een geruite pantalon, die eenmaal [7] [8] voornamer beenen omkleedde, hangt slordig op de verschoten pantoffels, waarin zijn groote met wollen kousen bekleede voeten steken. Voor hem op tafel zit een magere zwarte kat zich te koesteren in de warmtestralen der lamp. Nu en dan likt zij aan haar poot en wascht zich daarmede over den neus, terwijl ze de groenachtig grijze oogen dichtknijpt, om ze een volgend oogenblik op haar meester te vestigen, die onafgebroken zit te rekenen. Gedurende geruimen tijd telt de pandjesbaas ongestoord verder. “Achthonderd zesenvijftig en vijftien is achthonderd éénenzeventig,
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents