Merkwaardige Kasteelen in Nederland, Deel II (van VI)
114 pages
Nederlandse

Merkwaardige Kasteelen in Nederland, Deel II (van VI)

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
114 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Informations

Publié par
Publié le 08 décembre 2010
Nombre de lectures 74
Langue Nederlandse

Extrait

The Project Gutenberg EBook of Merkwaardige Kasteelen in Nederland, Deel II (van VI), by J. van Lennep and W. J. Hofdijk This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net Title: Merkwaardige Kasteelen in Nederland, Deel II (van VI) Author: J. van Lennep W. J. Hofdijk Release Date: July 10, 2009 [EBook #29369] Language: Dutch Character set encoding: ISO-8859-1 *** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KASTEELEN IN NEDERLAND, DEEL II *** Produced by the Online Distributed Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ [Inhoud] Merkwaardige Kasteelen in Nederland. Merkwaardige Kasteelen in Nederland. Door Mr. J. van Lennep en W. J. Hofdijk. II. Amsterdam, G. W. Tielkemeijer. 1854. [3] [Inhoud] Het Kasteel van Heusden. In de ruimte, welke ten noorden door de Maas, ten oosten en ten zuiden door de Meiery van den Bosch en ten westen door het Land van Altena omgrensd wordt, liggen ruim tienduizend bunders laag bouwland bevat, die het hoofdbestaan verschaffen aan een bevolking van nagenoeg 15000 zielen, over een kleine stad en zeventien dorpen verspreid. Ofschoon noch die stad, noch de daar om heen gelegen vlas-, hennep-, en hopvelden den reiziger veel bekoorlijks of merkwaardigs aanbieden, by den geschiedvorscher en by den dichter wekt de aanblik daarvan herinneringen op, die niet van belangrijkheid ontbloot zijn, al ware het maar om de wisselingen, welke de streek ondergaan heeft. Maakt zy thands een deel uit van de Provincie Noord-Brabant, en onder N APOLEON van het Departement der Monden van den Rijn, in 1801 was zy in tweën gesplitst en voor de helft by Brabant, voor de wederhelft by Holland ingedeeld geweest, na vijf d’halve eeuw lang tot dit laatstgenoemde en vroeger een geruimen tijd tot het eerstgenoemde Gewest behoord te hebben. Die streek is nog heden ten dage bekend onder den naam van het Land van Heusden: die stad is Heusden: die dorpen zijn Engelen, Vlijmen, Honsoirt of Onsenoord, Hedikhuizen, Herpt, Oud-Heusden en Baardwijk, die van ouds den naam van »bovendorpen,” Heesbeen, Genderen, Doeveren, Drongelen, Eethen, Meeuwen, Babyloniënbroek, Veen, Wijk en Aalburgh, die den naam van »benedendorpen” dragen. [4] Het kasteel van Heusden. Maar had die streek dikwijls in de laatste eeuwen van meester verwisseld, en, eer zy aan Holland kwam, tot een twistappel gestrekt, waar hevig om gestreden werd, er had een tijd bestaan toen zy haar eigen, schier onafhankelijke Heeren had, en wel zoodanigen, die, ondanks de beperktheid van hun grondgebied, rijk, aanzienlijk en by hun naburen geducht waren, die zich reeds vroeg door verbintenissen met machtige Vorsten en Heeren versterkt hadden, zoo dat wederkeerig de hunne met yver gezocht werd. Wat den oorsprong en afkomst dier Heeren betreft, die zijn even onzeker als die onzer meeste adelijke Huizen en het daaromtrent vermelde evenzeer met tastbare fabelen doormengd. Buiten twijfel echter schijnt het, dat het Land van Heusden oorspronkelijk een deel uitmaakte van het Graafschap Teisterbant, en in vervolg van tijd, by broederdeeling, onder Cleve kwam, aan welk laatste Graafschap het tot op het einde der dertiende eeuw leenroerig schijnt geweest te zijn. Een jongere zoon uit het Teisterbantsche of Kleefsche Huis, ROBBERT geheeten, wordt voor den eersten Heer van Heusden gehouden. Het was voorwaar niet onder gelukkige voorteekenen, dat deze nieuwe dynastie begon. Nog duurde de eeuw van plondering en geweld, toen onze nog onbeschermde kusten gedurig bloot stonden aan de herhaalde invallen dier Noordsche Zeekoningen, die eerlang aan Nederland, aan Normandyen, aan Engeland, aan Siciliën, zijn vorsten zouden schenken: en by eenen dier strooptochten was het, dat in 839 de stad en ’t slot, waar Heer ROBBERT zijn zetel had, door de vreemde zeeschuimers verwoest werden. Schooner en sterker dan te voren echter, rezen beiden weder op onder de regeering van BOUDEWIJN , die in 857 zijn vader ROBBERT opvolgde. Was het vroegere kasteel niet sterk genoeg geweest, om aan een onverwachten aanval weêrstand te bieden, het nieuwer zoû dien beter kunnen verduren; want het paarde nu de zwaarte en omvang van dubbele wallen en torens aan de sterkte zijner natuurlijke ligging: terwijl het een natuurlijke verdediging bezat in de breede Maas, die er voorby stroomde, en in de oude of zoogenaamde verloren Maas, die er langs kronkelde, om zich hooger op, by Aalburg, te verliezen. Ook het stichten der Sloten van Poederoyen, van Brakel, en van Aelst wordt aan BOUDEWIJN van H EUSDEN toegeschreven; waaruit men zoû moeten opmaken, dat hy, ook elders dan in het eigentlijke Land van Heusden, Heerlijkheden bezeten heeft. Maar vrij wat belangrijker, of liever behagelijker herinneringen, dan die het bouwen van kasteelen oplevert, biedt ons de legende met betrekking tot BOUDEWIJN aan. Van hem toch verhaalt zy, hoe hy, in zijn jeugd met REINOUT Grave van Angiers naar Engeland getogen, den Koning EDMUND in den krijg bystond, door zijn dappere daden de liefde won der schoone SOFIA, ’s Konings dochter, en deze heimelijk ontvoerde. Lang treurde de Koning om zijn spruit en zocht vergeefs den naam van haren roover en het oord, waar zy zich onthield, te ontdekken. In ’t eind gelukte hem dit, en vonden zijn zendelingen haar te Heusden, aan ’t spinnewiel gezeten. Een verzoening had plaats, en onder de voorwaarden daarvan was er eene, dat H EUSDEN voortaan een rad van keel als wapen voeren zoû, ter gedachtenis aan het roode spinnewiel, waarby SOPHIA teruggevonden was. Zoodanig, met eenig gering verschil in byzonderheden by sommigen, luidt de legende. Nu weet ik vooraf, dat er ongeloovigen zijn, die haar als geheel fabelachtig zullen verwerpen; die met een glimlach de schouderen zullen ophalen, en zeggen, dat alle geslachtboomen van onze oude Hollandsche Huizen reeds in den beginne een verbintenis aantoonen met het een of ander vorsten-geslacht, de eene nog meer uit de lucht gegrepen dan de andere: dat er geen Koning van Engeland onder den naam van EDMUND in de dagen van BOUDEWIJN van H EUSDEN geregeerd heeft, maar wel, achtereenvolgends, EGBERT en ETHELWOLF, en dat de geschiedenis van Engeland niets vermeldt van het wegloopen der dochter van een van beiden met een Ridder uit Neder-Duitschland: eindelijk, dat er in de negende eeuw nog geen blazoenen bekend waren, en dat het wiel van Heusden in allen gevalle niets anders is, dan de acht schepters van CLEVE, met een band omringd. Al moge ik de beide laatste aanmerkingen gedeeltelijk toegeven, zoo zie ik in de rest van ’t verhaal niets, dat zoo onbepaald verworpen behoeft te worden. Of is er iets onwaarschijnlijks in, dat BOUDEWIJN , gedurende het leven zijns vaders, en vooral toen zijn door de Noren verwoest erfgoed hem weinig aanlokkelijks aanbood, even als zoo vele andere jonge Edellieden van dien tijd, zijn fortuin heeft zoeken te maken in een uitheemschen oorlog? En wat dien Koning van Engeland betreft, wy behoeven hier niet aan een Koning over dat gandsche Rijk te denken. Op het tijdstip, dat BOUDEWIJN van H EUSDEN Engeland bezocht zoû hebben, waren er nog maar weinige jaren verloopen, sedert Koning EGBERT de Vorsten der Heptarchy onderworpen had, en enkelen hunner bleven waarschijnlijk levenslang hun tytel behouden. Onder die Vorsten treffen wy, omstreeks dien zelfden tijd, een Koning van Oost-Engeland aan, die den naam van EDMOND droeg, van wien gemeld wordt, dat hy zich door byzondere vroomheid onderscheidde (zoo zelfs, dat hy heilig werd verklaard) en dat hy sneuvelde in den krijg tegen de Denen of Noormannen. En waarom nu, vraag ik, zou het ongelooflijk, waarom niet integendeel zeer aannemelijk zijn, dat onze BOUDEWIJN aan de zijde diens Konings EDMOND gestreden zoû hebben tegen diezelfde zeeschuimers, die zijn erfslot in puin verwoest hadden?—Waarom ongelooflijk, dat hy een schoone vorstendochter verleid zoû hebben, hem over zee te volgen?—Er is nog in 1841 wel een Infante van Spanje geweest, die zich heeft laten schaken.—En wie door die redenen niet overtuigd is, die leze de bekoorlijke Romance van BILDERDIJK, Het Wiel van Heusden getyteld1 , en [5] [6] [7] hy zal niet meer willen twijfelen aan de echtheid van een verhaal, dat de stof tot zulk een meesterstuk van poëzy heeft opgeleverd. In 870 overleed BOUDEWIJN van H EUSDEN en werd, daar zijn oudste zoon, EDMOND, in Engeland by zijn grootvader verbleven en tot grooten staat geraakt was, opgevolgd door zijn tweeden zoon, ROBBERT II, die tot huisvrouw nam des Graven van Zutfen dochter, welke my veel apokryfer voorkomt dan die Engelsche princes. ROBBERT streed heel dapper.... in ’t Heilige Land, een anakronismus, aan welken de kronijkschrijvers zich met betrekking tot al de Edele Heeren uit die dagen schuldig maken: hy stierf in 914, en liet de Heerlijkheid na aan zijn zoon EDMOND, die getrouwd was met een dochter des Graven van SEYN . ’k Wil ’t liever blind gelooven dan dat ik het zoû gaan onderzoeken. Op EDMOND volgde in 929 zijn zoon JAN I, wiens huisvrouw al wederom een Gravedochter was, en wel van dien van Loon; op JAN I die in 956 overleed, ROBERT III, die de dochter des Graven van Spanheim tot vrouwe nam, en in 972 stierf: op dezen, BOUDEWIJN II, met een dochter des Graven van Gennep getrouwd. Hier begint de kronijk een meer historische kleur aan te nemen; en, even als dit met de meeste oude geslachtnamen het geval is, zien wy allengskens de Gravedochters door eenvoudige Jonkvrouwen afgewisseld. Zoo trouwt JAN II, die in 1028 aan de regeering kwam, met MACHTELT van STEENVOORDE, en ROBBERT IV, die hem in 1073 opvolgde, met een dochter uit den Huize van A RKEL. BOUDEWIJN III, die in 1092 Heer werd, kreeg tot echtgenote een dochter des Graven van der LIPPE. Hy stierf in 1100, en liet de Heerlijkheid aan zijn zoon JAN III, met een Jonkvrouwe van A RENTSBERGH gehuwd. Na JAN III kwam in 1135, zijn zoon WI
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents