The Project Gutenberg EBook of Uit het leven van Dik Trom, by C. Joh. KievietThis eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and withalmost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away orre-use it under the terms of the Project Gutenberg License includedwith this eBook or online at www.gutenberg.netTitle: Uit het leven van Dik TromAuthor: C. Joh. KievietIllustrator: Joh. BraakensiekRelease Date: August 17, 2009 [EBook #29712]Language: Dutch*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK UIT HET LEVEN VAN DIK TROM ***Produced by the Online Distributed Proofreading Team athttp://www.pgdp.net/Oorspronkelijke voorkant.Oorspronkelijke voorkant.Uit het leven vanDik TromDoorC. Joh. KievietZesde drukGeïllustreerd doorJoh. BraakensiekAlkmaar—P. Kluitman.Boekdrukkerij Firma P. Kluitman—Alkmaar.Inhoud. Bladz.Dirk wordt geboren en krijgt een naam 1Dirk en de baker worden kwade vrienden 7Dirk begint te kruipen en kattekwaad te doen 11Dirk wordt in een dubbelen zin dik en gaat op den ingeslagen weg voort 19Dik ondergaat eene gedaanteverwisseling en blijft toch dezelfde 31Hoe Dik uit varen ging 41Dik gaat naar school 51Dik en de juffrouw 63Dik en de heks van den Achterweg 75Eene eerzame weduwe en een zeldzame ezel 91Hoe Dik kwaad deed, en Bruin er een pak slaag voor kreeg 105Flipsen wordt nog boozer 117Boontje komt om zijn loontje 129Hoe Dik op vrije voeten geraakte en een goed besluit nam 147Paarden en ezels 161Hoe Dik de heks ...
The Project Gutenberg EBook of Uit het leven van Dik Trom, by C. Joh. Kieviet
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Uit het leven van Dik Trom
Author: C. Joh. Kieviet
Illustrator: Joh. Braakensiek
Release Date: August 17, 2009 [EBook #29712]
Language: Dutch
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK UIT HET LEVEN VAN DIK TROM ***
Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
http://www.pgdp.net/
Oorspronkelijke voorkant.
Oorspronkelijke voorkant.
Uit het leven van
Dik TromDoor
C. Joh. Kieviet
Zesde druk
Geïllustreerd door
Joh. BraakensiekAlkmaar—P. Kluitman.
Boekdrukkerij Firma P. Kluitman—Alkmaar.Inhoud.
Bladz.
Dirk wordt geboren en krijgt een naam 1
Dirk en de baker worden kwade vrienden 7
Dirk begint te kruipen en kattekwaad te doen 11
Dirk wordt in een dubbelen zin dik en gaat op den ingeslagen weg voort 19
Dik ondergaat eene gedaanteverwisseling en blijft toch dezelfde 31
Hoe Dik uit varen ging 41
Dik gaat naar school 51
Dik en de juffrouw 63
Dik en de heks van den Achterweg 75
Eene eerzame weduwe en een zeldzame ezel 91
Hoe Dik kwaad deed, en Bruin er een pak slaag voor kreeg 105
Flipsen wordt nog boozer 117
Boontje komt om zijn loontje 129
Hoe Dik op vrije voeten geraakte en een goed besluit nam 147
Paarden en ezels 161
Hoe Dik de heks voorthielp 175
Een ongeluk komt zelden alleen 191
Het slot van de geschiedenis 205
„Wel, wel, wat een driedubbeldikke jongen is dat!”
„Wel, wel, wat een driedubbeldikke jongen is dat!”
OrnamentEerste Hoofdstuk.Dirk wordt geboren en krijgt een naam.
Moeder was ziek; al sedert vier dagen had zij hevige koortsen, die haar dwongen het bed te houden. Doch hoe ziek
zij ook was, toch klopte haar hart van blijdschap, want dezen morgen was haar liefste wensch vervuld; de goede
God had haar een zoon geschonken.
Haar man wist nog niet, welk groot geluk hem te beurt was gevallen, want hij werkte op grooten afstand van zijne woning, zoodat het
gewoonlijk reeds laat in den avond was, als hij thuis kwam. Nu verwachtte Moeder hem evenwel vroeger, want zij had hem een bode
gezonden, om hem het groote nieuws mede te deelen.
Daar ging de deur open. Zou hij het wezen? Neen, ’t was eene buurvrouw, die eens even naar den kleine kwam zien. De baker nam hem
uit de wieg en hield hem de buurvrouw voor. Doch nauwelijks zag deze hem, of zij sloeg van verbazing hare handen in elkander, en riep
uit:
„Wel, wel, wat een driedubbeldikke jongen is dat! Zoo ’n dikzak heb ik nog nooit gezien! ’t Is zoo waar een natuurwonder! Welke bolle
wangen, en zie me die beenen eens aan! Als die jongen zoo moet blijven doorgroeien, kan hij later niet meer door de deur. Och, och, wat
een jongen! Nu, moedertje, van harte gefeliciteerd, hoor; ik wed, dat je genoegen aan dien jongen zult beleven. Hij kan wel voor twee
tellen, en wat ziet hij er lief uit. Ik vind hem een recht lieven jongen,—maar wat zal hij kunnen eten!”
„Of hij, buurvrouw,” viel de baker in, „daar kun je op rekenen! Hij zal den hollebollen Gijs wel nadoen, die eene koe en een kalf en een
dood paard half opat. Och, m’n lieve mensen, wil je wel gelooven, dat ik van hem geschrokken ben? Die jongen heeft wangen als
oliebollen!”
„Ik zou hem nu maar in de wieg leggen, baker,” zei Moeder. „Anders mocht hij eens kou vatten.”
Hij zelf zeide niets; praten kon hij nog niet en schreeuwen scheen hij niet te willen. Hij blikte voor zijn leeftijd buitengewoon verstandig in
het rond, alsof hij zich aan de vreemde omgeving wilde gewennen, keek toen gedurende langen tijd zijne moeder aan, die hem, te
oordeelen naar zijn tevreden gelaat, zeer goed scheen te bevallen, en richtte zijn blik daarna op de baker. Deze viel blijkbaar minder in zijn
smaak, want hij trok een heel vies gezicht, draaide zijn hoofd met duidelijke teekenen van afkeer om en liet zijn oog op de wieg vallen,
waarvan het gezicht hem, naar het scheen, veel aangenamer aandeed. De tevreden uitdrukking van straks gleed weer over zijn gelaat, en
zijn mond plooide zich tot een welbehaaglijk glimlachje.
De baker trok hem zijn nachtgoed aan, waarvan wel de helft te klein bleek te zijn, en legde hem in de wieg, waarin hij zich zeer op zijn
gemak gevoelde. Met een vergenoegd gezicht sliep hij in.
Een poosje later kwam zijn Vader thuis. Deze was timmermansknecht bij baas Meyer. Dadelijk na het ontvangen van de heuglijke tijding
had hij zich op weg begeven. Vol blijdschap over de geboorte van zijn zoontje stapte hij de kamer binnen, gaf zijne vrouw een kus en
spoedde zich toen naar de wieg, waarvan de baker het kleed al had opgeslagen. Hoe groot was ook zijne verbazing bij ’t aanschouwen
van zijn welgedanen zoon! Toch uitte hij die niet in een stortvloed van woorden en uitroepen. Hij spalkte zijne oogen wagenwijd open,
streelde met zijne ruwe hand de dikke wangen van zijn spruitje, keek de baker eenige seconden wezenloos aan, en.... ging zijn boterham
eten.
„Nu, man, vind je het geen bijzonder lief kind?” vroeg zijne vrouw. „En wat is hij dik, niet waar?”
Vader had juist, onverstandig genoeg, een grooten hap brood genomen, nog vóór hij den vorigen, even grooten hap had doorgeslikt. Zijn
mond was daardoor zóó vol, dat hij met den besten wil van de wereld geen woord kon uitbrengen. Het duurde dus eenigen tijd, eer hij in
staat was te antwoorden:
„Dik? Of hij dik is,—dat is-ie.”
Nauwelijks waren die gewichtige woorden zijn mond ontgleden, of met een nog grooteren hap maakte hij zich opnieuw het spreken
onmogelijk.
„Maar man,” vervolgde zijne vrouw, „hoe zullen we hem nu noemen? Hij moet zeker naar je vader vernoemd worden? Heette die niet
Arie?”
„Hij zal Dirk heeten, dat zal-ie,” klonk het uit den vollen mond van den heer des huizes. „Mijn broer, die naar Amerika is gegaan, heet
ook zoo, dat doet-ie, en daarom, zie je.... hap!”
Het laatste stuk brood verdween in ’s mans mond en maakte een einde aan zijne schitterende redevoering. Toen hij weer spreken kon,
draaide hij zich om, boog zich nog eenmaal over het wiegje, ging bedaard voor het bed van zijn vrouw staan en zeide:
„Wat zullen we er aan doen, Griet? ’t Is een bijzonder kind,—dat is-ie.”
Daarna stapte hij, bedenkelijk zijn hoofd schuddende, naar den burgemeester, om het bijzondere kind te doen inschrijven onder den naam
van Dirk. En daar hij zelf Jan Trom genoemd werd, zou zijn zoon later luisteren naar den naam van Dirk Trom.OrnamentTweede Hoofdstuk.Dirk en de baker worden kwade vrienden.
Dirk Trom was geen gewone jongen, dat toonde hij duidelijk. Schreeuwen, wat andere kinderen blijkbaar voor eene
aangename tijdkorting houden en waarin velen van hen het soms buitengewoon ver brengen, vond hij volstrekt niet
aardig, ja, hij scheen het zelfs beneden zijne waardigheid te vinden. Hij deed het dan ook nooit, zelfs niet, toen de
baker hem per ongeluk tamelijk diep met eene speld prikte. Hij gaf geen kik, maar keek haar alleen met een zoo
verwijtenden blik aan, dat zij niet wist, hoe zij het met hem had. Over het geheel scheen hij met deze goede vrouw weinig op te hebben,
en dat verdiende ze toch niet aan hem, want zij verzorgde hem zoo goed als in haar vermogen was. Ook zijne zieke moeder verpleegde zij
met groote hartelijkheid. Doch Dirk waardeerde dat niet, integendeel, hij was norsch en stug tegen haar. Hij wilde uit hare hand zelfs geen
voedsel aannemen, hoe vriendelijk zij hem ook toelachte. Liever was hij in de armen van zijne moeder. Niet dat hij het dan uitkraaide van
pleizier, o neen, hij was blijkbaar heel kalm van natuur en verre van luidruchtig, maar als hij bij moeder was, lag er een waas van
tevredenheid over zijne dikke wangen en keek hij haar vriendelijk in de liefdevolle oogen, terwijl hij met zijne vingertjes op zijn buik
trommelde, alsof hij piano speelde.
Toen hij tien dagen oud was, kwam het tusschen hem en de baker tot eene bepaalde vredebreuk. De vrouw van Meyer, den timmerman,
die vrouw Trom tijdens hare ziekte had bezocht, stuurde een lekker soepje, met de boodschap, dat ze spoedig nog eens zou komen zien,
hoe moeder en kind het maakten. De baker zette de soep op een vuurtje, om die warm te houden, plaatste het comfoortje vóór zich op
tafel, en nam den kleinen Dirk op haar schoot, om hem te verkleeden. Dirks moeder, die zeer zwak was, lag in een gerusten slaap. Af en
toe roerde de baker eens in de soep, opdat deze niet zou aanbranden, en nam dan telkens een paar lepels vol, om te proeven, hoe warm
ze was. Ze had er geen erg in, dat die handelwijze den jongeheer volstrekt niet scheen te bevallen, maar spoedig zou zij het tot haar
grooten schrik bemerken. Toen zij Dirk verkleed had en gereed was, hem in de wieg te leggen, kwam het haar voor, dat de soep
aanbrandde. Dadelijk nam zij den schotel in de hand en schoof het comfoortje op zijde. Nu nam zij den lepel in de andere hand, en wilde
zich overtuigen, of zij zich ook bedrogen had. Juist bracht zij den lepel in den mond en bemerkte ze, dat zij in de haast ook een balletje
gehakt had opgeschept, toen Dirk plotseling de beide beenen met zulk eene kracht omhoog wierp, dat hij haar den schotel uit de hand
schopte, zoodat de inhoud haar schoone jurk in een ommezien in eene soepjurk veranderde. De goede vrouw schrikte daar zoo hevig
van, dat het lekkere balletje gehakt haar in het verkeerde keelgat schoot, waardoor zij eene hoestbui kreeg, die haar het angstzweet deed
uitbreken. Dirk Trom keek haar zegevierend aan. Van dat oogenblik af vreesde de baker hem.
Kort daarna begon Moeder langzamerhand sterker te worden, en toen zij hare krachten teruggekregen had, vertrok de baker. Bij die
gelegenheid liet Dirk voor ’t eerst zijn geluid hooren: hij nam afscheid van haar met eene langgerekte a!
Ornament