t Bedrijf van den kwade
97 pages
Nederlandse

't Bedrijf van den kwade

-

Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres
97 pages
Nederlandse
Le téléchargement nécessite un accès à la bibliothèque YouScribe
Tout savoir sur nos offres

Informations

Publié par
Publié le 08 décembre 2010
Nombre de lectures 22
Langue Nederlandse

Extrait

The Project Gutenberg EBook of 't Bedrijf van den kwade, by Herman Teirlinck This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net Title: 't Bedrijf van den kwade Author: Herman Teirlinck Release Date: January 23, 2006 [EBook #17537] Language: Dutch Character set encoding: ISO-8859-1 *** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK 'T BEDRIJF VAN DEN KWADE *** Produced by Marc D'Hooghe HERMAN TEIRLINCK'S 'T BEDRIJF VAN DEN KWADE 1904 I VI XI II VII XII III VIII XIII IV IX XIV V X XV I. 't Loof kleurde om de kruin der boomen, die achterwaarts stonden, statig en hooge, in den diepen hof; en 't lager plantsoen van 's gelijken verfde bij plaatsen, onder 't komend gewaai van den herfst, zijn bladeren geel of rossig, of rood lijk kastanjeslutsen, of klaar lijk een licht daar ievers. Goedele keek precies ernaar, door 't venster, en hoe de avond eromme al donkerend viel, keek ze, en hoe stilaan dieper de holten werden der wegdeinende dreven—en hoe eene waarachtige droefenisse uit den hemel zeeg. Ze leunde tegen 't raam. Ze tokkelde met hare vingeren zoetekens tegen de ruiten, zonder weten, op éenmatige wijs, en ging mee, al wijder en wijder, met hare verre gedachten. Altemets stortte een streuvelende wind in den lochting, en een park dahlia's neigden te zaam en rechtten zich en bijsden tenden hunne stengels nog een tijdeken. Hij asemde naderhand in 't rotelend geboomte en bleef er luidelijk hijgen en was seffens voorbij, met een schok—en waar zoefde hij ginds? Goedele voelde bij zijn sterke doening, heel de moedeloosheid van het najaar. 't Was haar of de tijd, in zijn haastige vleugeling, nu tastbaar werd, binst zijn vlucht naar de toekomst, aldoor stichtend 't verleden dat droevig was. Ze wendde haar hoofd zijwaarts op naar 't horloge, onbewust. Ze glimlachte even, omdat ze dees uur zoo tsieperig, zoo klein en niets-beduidend vond, en die gulden plate ook, met zijn verwaande orneering, zijn praatziek getjok, zijn vies-kruipende wijzers —zoo onmachtig, zoo kinderlijk, een onnoozel speelgoed. Buiten in 't vrije geluchte stormde de wind, en Goedele taakte er de eeuwigheid.... Ze ging dan de breede tafel rond en luisterde binstdien met ongevraagde aandacht naar den slag van haar zij-ruischende kleeren het tapijtsel langsheen. Ze zette zich neer vóor 't klavier en wroetelde er onachtzaam in een muziekboek, en werd daarna gewaar dat ze dees alles beu was en dat heur 't vervelend pianogetamp zeer zou doen. Ze werd ongedurig; ze wist niets, dat groot genoeg was om mee te klinken met die stijgende golvingen in haar. Ze wilde niet spelen. Ze zou 't nietig achten, al wat ze spelen mocht. Het herfsteweer alleen was machtig genoeg. Ze hoorde rijzekens de korte stem van hare moeder, die weer wat te gebieden had aan vader of grootvader of de meid. Ze stond rechte en rustte tegen 't schouwblad en tuurde met roerlooze blikken naar een hoogen chrysanthementuil, die daar monsterachtig was, midden de tafel, in zijn laag-zittenden pot, met al die uitermatige kronen, valsch-wit en valsch-levend en klaterend van kostelijkheid. Ze verwonderde zich nog dat heur dees grof gedoe was opgezonden door Sebastiaan, haren verloofde. —Hij heeft dees van verre besteld, meende zij. Sebastiaan Vrebos was sinds veertien dagen naar Weenen vertrokken om er in de Albertina enkele teekeningen van Hieronymus Bos en een paar tafereelen van een ouden Brueghel te bezien. Van avond zou hij terug zijn. Sebastiaan was een jong archivaris, onlangs benoemd in de Koninklijke Bibliotheek, een heel lange en magere vent, liefelijk van uitzicht, met te groote engelblauwe oogen in een bleek gelaat, sierlijk omlokt met mat-blonde haren. Hij had langzame gebaren en deed al sprekend profijtelijk hergaan zijne witte vingeren en was aldoor verzonken in biddende houdingen. Goedele peinsde dat hij uitermatig vroom was. Hij was goed. Hij zei nooit een woord, dat sterk klonk of kwetsen mocht. Hij sprak nooit met drift, en werd nauwelijks een endeken van begeestering warm als hij 't over de oude Vlaamsche fantasten had, bijzonderlijk over Bos en Brueghel. Hij vond dan wel een gloeiend gezegde, maar meerendeels een stil-pieuse daarbij. Goedele had hem voor 't eerst bij mevrouw De Vleeschhouwer ontmoet, nu haast een jaar geleden. Hij had haar dadelijk met liefelijke gedienstigheid omringd, en, omdat hij zoo zacht was, kon zij hem goed verdragen rond haar. Hij kwam naderhand hier thuis, op de half-maandelijksche soepee-vergaderingen. Goedele ging nooit uit. Ze kende alleen de familie De Vleeschhouwer. Ze vond het wel aardig dat een djentelijke man om haar in deze droevige woonste komen wou en 't vleide heur aangenaam. Ze kreeg met welbehagen de stille bekentenis van Sebastiaan en voelde zich gelukkig omdat hij zegde door haar zoo gelukkig te zijn. Moeder verklaarde dat dees huwelijk heur aanstond, en mijnheer Vrebos werd met zijne aanvraag goed ontvangen. Sindsdien geraakte er een beetje verscheidenheid in 't eenvormige leven der familie Wilder: Sebastiaan kwam wekelijks een bezoek afleggen en bleef dan soepeeren, en dat alleen was al een gewichtige verandering; bij tijden werd ook een concert bijgewoond of een tentoonstelling bezocht; dan moest er in stad gesoepeerd worden—en ook dat was zeer gewichtig. Goedele keek toe naar de chrysanthemen, hoe bombastisch ze daar pronkten in schitterende ijdelheid, met hunne ommekrullende blaadjes, regelmatig middenwaarts toegevouwd. En hare gedachten, langs vage wegen, wendden zich geleidelijk naar de toekomst. Ze probeerde na te gaan, met waarschijnlijke veronderstellingen, hoe 't zijn zou, als ze dees huis en vader en moeder en grootvader verlaten zou. Zij en voelde in de verte geen heimwee, geene aandoening daarom. Ze zou hier uitgaan en zou den dorpel met haastigheid vergeten. 't Was hier ook zoo leeg, zoo lustloos en vunzig. Naarmate zij opgegroeid was in sterkte en schoonheid, had zij zich meer en meer vernepen en bezeerd gevonden, en nu stond zij daar, in hare volle grootte, een machtige vrouw, gekleineerd en gekwetst door al wat om haar was en werd. Bij moeder vond ze geen zoetiger toevlucht en vader was peuterig in zijn dagelijksche manieren; hij en deed maar bekrompen werken en wist geen doel, en steunde voor gewichtige besluiten op moeder. Grootvader was hard. Zij vreesde van die drie moeder alleene, omdat moeder danig struisch was in koppige, strenge besluiten, en korte, scherpe woorden had. Daarom was heur streelend de brave liefde van Sebastiaan. Zij en wachtte nooit met koortsig verlangen op hem, noch en vreesde gejaagd zijn vertrek. Ze liet zich zijn komste welgevallen en vleide zich een stonde in de
  • Univers Univers
  • Ebooks Ebooks
  • Livres audio Livres audio
  • Presse Presse
  • Podcasts Podcasts
  • BD BD
  • Documents Documents